Het technologiebedrijf Apple lijkt de inzet voor een nieuwe ronde in de handelsoorlog tussen China en de Verenigde Staten. Chinese ambtenaren mogen geen iPhone meer gebruiken, en dat leidt ook bij beleggers tot stevige zorgen.
Het was de krant Wall Street Journal die in het Westen uitpakte met het nieuws over de gedeeltelijke ban. Chinese ambtenaren zouden de voorbije weken zijn ingelicht dat ze geen iPhone meer mogen gebruiken voor het werk, of mogen meenemen naar kantoor.
Mogelijk spelen zorgen over spionage mee, zoals de VS ook al Chinese merken als Huawei aan banden heeft gelegd. Maar waarnemers gaan ervan uit dat ook protectionisme meespeelt. Door het verbod voor ambtenaren geeft China alvast het signaal dat geen enkel bedrijf immuun is voor Chinese sancties. De symboolwaarde van de maatregel is dus groot.
Op de beurs krijgt het aandeel Apple alvast stevige klappen. In twee dagen tijd ging het aandeel op Wall Street van net geen 190 dollar naar 177,56 dollar, een verlies van ruim 6 procent. In totaal komt dit neer op een waarde van zo’n 200 miljard dollar die in rook is opgegaan.
Dat China nu Apple in het vizier neemt, is niet helemaal onverwacht. China wil af van zijn afhankelijkheid van buitenlandse producenten. De eigen elektronicaproducenten staan steeds verder met de ontwikkeling van chips, waardoor een bedrijf als Apple ook minder onmisbaar is geworden.
Bovendien is Apple zelf al lang niet meer zo trouw aan Peking als enkele jaren geleden. Een groot deel van de iPhones wordt wel in China gemaakt, maar Apple kijkt ook verder, door bijvoorbeeld een deel van de productie naar India te verhuizen.
0 件のコメント:
コメントを投稿