Vandaag overleed Albert baron Frère. Een unieke financier die de beperkte vijver van de Brusselse beurs optimaal benutte om het gezicht van het Belgisch kapitalisme te worden. Een contradictie ook: hij huwde het kruim van het Belgisch bedrijfsleven aan Parijs uit, maar hield zelf altijd stevig controle.
Op 5 mei 2011 kondigde de Belgische holding Groep Brussel Lambert (GBL) een bestuurswissel aan. Albert Frère, sinds jaar en dag het vaste boegbeeld en voorzitter van GBL deed een stap opzij en gaf de voorzittershamer door aan Gérald Frère, zijn zoon. Schoonzoon Ian Gallienne nam samen met Gérard Lamarche, de financieel directeur van het toenmalige GDF Suez (nu Engie), de operationele leiding over.
Albert Frère was dan net 85 jaar geworden. Hoewel hij in het dagelijks bestuur bleef als CEO was 5 mei een symbolische datum. Bijna dertig jaar eerder was de voormalige staalbaron de financiële wereld ingestapt en zou hij haast even lang het uitzicht van het Belgische kapitalisme bepalen.
‘Ik ga nooit op pensioen’, beloofde Albert Frère herhaaldelijk in interviews, maar het is wel duidelijk geworden dat er een einde kwam aan een zekere methode, een zekere flair die de Waalse financier sinds 1981 op de financiële markten had ontplooid. Een unieke methode die misschien niet langer paste in de huidige financiële wereld.
Dertig jaar lang bepaalde Albert Frère eerst de gang van zaken op de beurs van Brussel en nadien speelde hij een vooraanstaande rol op de beurs van Parijs. Tijdens die lange beurscarrière groeide hij uit tot een mythische figuur die geboren leek voor de wereld van de haute finance. Dat was nochtans niet het geval.
Staalbaron
Het parcours van Frère was zeer atypisch voor België. Frère begon in de staalgroothandel van zijn ouders en bouwde die uit tot een indrukwekkende verkoopmachine met internationale tentakels.
Nadien wist hij zich op te werken tot ongekroonde staalbaron in het staalbekken van Charleroi, om dan op het einde van de jaren zeventig een carrière op te bouwen in de financiële wereld.
Iemand die veel met Frère onderhandeld heeft, noemde hem een combinatie van Gerd von Rundstedt en Erwin Rommel, beiden maarschalken in het leger van Hitler. Het was voor alle duidelijkheid niet als belediging bedoeld.
Frère liet zich graag omschrijven als ‘een professionele aandeelhouder’, een aandeelhouder die waakt over het rendement van zijn grote investeringen. Financiers van het kaliber van Frère vindt men maar zelden in de beurswereld.
Hier en daar wordt verwezen naar de Amerikaanse superbelegger Warren Buffett, die met een consistente beleggingspolitiek, een enorm vermogen wist op te bouwen.
Frère heeft het, alle verhoudingen in acht genomen, zeker niet slecht gedaan. In vergelijking met de Amerikaanse beurstycoon kampte Frère met een kleine beurs, een beperkt beleggerspubliek en een gebrek aan institutionele beleggers.
De beurswereld is een microkosmos met eigen regels en eigen wetten. Frère begreep die regels perfect en wist ze handig in zijn voordeel te gebruiken. De financier perfectioneerde het cascadesysteem op de beurs.
Een cascade bestaat uit een opeenvolging van holdings, waarbij telkens andere partijen geld toestoppen. Frère is niet de uitvinder van dat systeem, maar hij is wel iemand die het in België perfectioneerde. Het grote voordeel van het systeem is dat met relatief weinig middelen, grote participaties worden opgebouwd, zonder controle te verliezen. Het zijn financiële hefbomen die de vuurkracht van een financier sterk kunnen vergroten.
Het systeem valt te vergelijken met een reeks tankstation waarbij een voertuig steeds meer brandstof krijgt. Op de beurs is het dan geen brandstof, maar geld. Bij iedere tussenholding kan er bijgetankt worden.
Maar geld is niet genoeg om een financieel imperium uit te bouwen. Frère had onmiskenbaar een neus voor zaken. Hij combineerde het vermogen om strategische doelen vast te leggen en tegelijkertijd tactisch snel in te spelen op kansen.
Iemand die veel met Frère onderhandeld heeft, noemde hem een combinatie van Gerd von Rundstedt en Erwin Rommel, beiden maarschalken in het leger van Hitler. Het was voor alle duidelijkheid niet als belediging bedoeld, maar wel als compliment. Von Rundstedt stond bekend om zijn uitgekiende strategie, terwijl Rommel dan weer handig wist in te spelen op de gebeurtenissen op het slagveld.
Te vaak werd Frère omschreven als een opportunist die de kansen greep die zich voordeden. Maar achter het maken van snelle deals zat meestal een strategie. Omdat discretie nu eenmaal het grote kenmerk was van deze financier, is het soms moeilijk zijn intenties te doorgronden.
Buitenbeentje
Frère was niet verankerd in het traditionele, Franstalige Brusselse establishment dat de salons van de Brusselse haute finance domineerde. Hij stapte de financiële wereld binnen door de controle te nemen over de holding GBL in 1982.
Die holding verkeerde in financiële moeilijkheden en Frère rook een kans om met GBL een financieel imperium uit te bouwen. GBL was een buitenbeentje in het financiële landschap. De holding stond onder leiding van baron Léon Lambert, een afstammeling van de Rothschild-dynastie.
Lambert zelf had grote plannen met zijn groep, maar hij kwam in geldnood. En bovendien stootte hij op het verzet van het Brusselse establishment. In het begin van de jaren zestig had GBL de euvele moed gehad om een ongevraagd bod te lanceren op Sofina, de holding die de belangen van de familie Boël groepeerde.
Samen met de Solvays en de Janssens vormt de familie Boël de kern van het traditionele establishment, nauw verwant met de industrie maar ook met het koningshuis. Dat Frère koos voor GBL was uit tactische overwegingen, omdat hij wist dat de baron op dat moment zwak stond en niet kon terugvallen op de klassieke financiële milieus.
Maar het was ook een strategische zet. GBL bleef na de alomtegenwoordige Generale Maatschappij, de grootste holding van het land en had dus een enorm potentieel om investeringen te doen.
De Benedetti
De doorbraak van Frère en zijn steile opgang in het Belgische kapitalisme komt er na de strijd om de Generale Maatschappij van België in 1988. De grootste holding van België komt onder vuur van de Italiaanse raider Carlo de Benedetti.
De uitverkoop van België
Nadat hij fortuin maakte in de Waalse staalindustrie, bouwde Albert Frère een bedrijvenimperium uit via de beurs. Hij deed dat niet op de klassieke manier door grote participaties in kleine bedrijven te nemen, maar kleine belangen in heel grote bedrijven.
Die evolutie was ingegeven door de verruiming van de Europese markt met de komst van de euro in 1999.
Dat leidde tot de zogenaamde ‘uitverkoop’ van het Belgische bedrijfsleven. Frère verkocht de Belgische bank BBL aan ING, de verzekeraar Royale Belge aan AXA.
De grootste klap was de verkoop van Petrofina in 1998. Hij bracht het Belgische oliebedrijf onder bij Total en werd zelf de grootste aandeelhouder van de vierde oliegroep ter wereld. Via de verkoop van zijn participatie in de nutsholding Tractebel werd hij grootaandeelhouder van Suez.
Zijn meerderheidsparticipatie in RTL (via Audiofina) verkocht Frère aan de Duitse uitgeversmoloch Bertelsmann in ruil voor een blokkeringsminderheid bij Bertelsmann.
Uiteindelijk kocht Bertelsmann terug Frère uit en dat gaf hem voldoende cash voor volgende projecten, zoals het verwerven van een blokkeringsminderheid in de Franse cementgroep Lafarge.
Op die manier drukte Frère in zijn laatste jaren een grotere stempel op de Franse CAC40 dan op de Belgische Bel20.
Na een felle en bewogen beursstrijd viel de Generale uiteindelijk in handen van de Franse groep Suez. En met die overname kwam, achteraf gezien, een einde aan het bestaande Belgische kapitalisme.
Omdat het financiële machtscentrum van België implodeerde en uiteindelijk verhuisde naar Parijs, kwam er ruimte vrij voor andere initiatieven. En dat had Frère goed begrepen. Tactisch dat de spelregels veranderd waren, strategisch dat GBL nu ook ruimte kreeg om een eigen lijn te volgen.
Opvallend was dat Frère zich tijdens de hele episode van de strijd om de Generale Maatschappij nadrukkelijk op de achtergrond hield, in tegenstelling tot andere tenoren. Hij was meer dan een aandachtige toeschouwer van het gevecht en wellicht een van de best geïnformeerde.
Zo is het bekend dat De Benedetti overleg heeft gepleegd met Frère voor hij zijn plannen publiek maakte. Op een bepaald moment is er zelfs gewerkt aan een alternatief met Frère, maar uiteindelijk hield de man uit Charleroi zich gedeisd.
Frère reageerde door een nieuw doel te kiezen, een ambitieus doel: hij ging voor de macht bij het grootste bedrijf van België, oliegroep Petrofina. En hij verzekerde zich gelijktijdig van de absolute controle over GBL, zodat vijandige raids zoals bij de Generale uitgesloten waren.
Door de relatieve verzwakking van de Generale kreeg hij plots bewegingsruimte, die hij ook volop benutte. Het favoriete motto van Frère luidt: ‘In every danger an opportunity’, een uitspraak van Winston Churchill. De saga rond de Generale illustreert dat perfect.
Voor Frère waren ook de partners essentieel. Om met relatief beperkte middelen op grote schaal te investeren had hij stabiele partners nodig. Dat waren de Franse bankreus BNP Paribas en de Canadese Franstalige familie Desmarais.
De alliantie met BNP Paribas was meer dan veertig jaar oud toen ze in 2013 eindigde. De Canadese familie Desmarais is een trouwe bondgenoot sinds 1988. Frère bouwde met Paul Desmarais, die in 2013 overleed, een imperium uit dat door de families wordt verdergezet. De samenwerking Frère-Desmarais loopt nog tot 2029.
Frère hield ook van het goede leven. Hij cultiveerde zorgvuldig het imago van een hartelijke man. Bovendien was een goede maaltijd met een bijhorende klassewijn nooit ver weg als er een deal moet afgesloten worden. Frère bezat zelf enkele bekende wijngaarden in de Bordeauxstreek en was een groot wijnliefhebber. Hij gebruikt ook de Waalse hartelijkheid als een bindmiddel. Hij verloochende zijn afkomst nooit en zelfs in Parijs hoorde je zo dat hij uit Charleroi kwam.
Frère heeft heel zijn leven moeten vechten voor erkenning. Eerst moest hij het opnemen tegen het traditionele milieu van de staalbaronnen. Vervolgens moest hij als buitenstaander een weg zoeken in de Belgische haute finance, waar ook al met het nodige wantrouwen werd gekeken.
Lange tijd is hem iedere eretitel ontzegd in België. Uiteindelijk is hij baron geworden in 1994. Op voordracht van de regering, niet van het Hof zelf. Maar het ultieme teken van erkenning kreeg Frère niet toevallig in Parijs.
Grootkruis
Op 26 februari 2008, de dag van zijn 82ste verjaardag, ontving hij van de toenmalige Franse president Nicolas Sarkozy het ‘Grand Croix de la Légion d’Honneur’. Het was de bekroning van een lange carrière en een teken van erkentelijkheid van de Franse president.
Het is de grootste burgerlijke onderscheiding die in Frankrijk kan gegeven worden. Dat is al zo voor een Fransman, maar dat geldt nog meer voor een buitenlander. Er mogen maar maximaal 2 buitenlanders per jaar bekroond worden met een dergelijk grootkruis. Opvallend was dat de tweede persoon dat jaar de Canadese zakenpartner was van Frère, Paul Desmarais sr., was.
Frère kreeg die onderscheiding tijdens een kleine en intieme plechtigheid op het Elysée, het Franse presidentiële paleis. Toevallig was het dan weer niet, zowel Desmarais als Frère kenden de Franse president al van het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw. Sarkozy was toen nog staatsecretaris voor de Media.
Beide heren waren sindsdien een belangrijke steunpilaar voor Sarkozy. De Franse president was zijn vrienden dan ook zeer erkentelijk. Bij de uitreiking van het ereteken aan Desmarais verklaarde de president dat hij nooit zonder de Canadees tot Franse president zou gebracht hebben.
De onderscheiding bevestigde nogmaals dat de Waalse financier meer dan ooit hoort tot de Franse elite van de haute finance. De canonisering van Frère door de Franse staat was opmerkelijk. Want hij begon zijn financiële carrière met een forse ruzie met diezelfde Franse staat.
Mitterrand
Samen met andere zakenlui poogde Frère in 1981 de nationalisering van de Franse bankholding Paribas te voorkomen en kwam toen in zwaar conflict met de toenmalige Franse president François Mitterrand.
Toen zag het er niet uit dat hij nog ooit in het Elysée de hoogste onderscheiding van Frankrijk zou ontvangen, integendeel.
Rest de hamvraag wat iemand als Frère al die decennia dreef en waarom hij zo lang en onverdroten aan zijn imperium timmerde. Het plezier in het werk is zeker een van de factoren. Hij hield nu eenmaal van de adrenaline van onderhandelen en deals afsluiten.
Geld is eveneens een factor. Frère stond bekend om zijn oog voor financiële details en vooral zijn eigen profijt. De figuur Albert Frère had vele facetten. Natuurlijk was hij ook een controversiële man, met veel tegenstanders. Vooral in de staalcrisis en bij de verkoop van zijn Belgische ‘kroonjuwelen’ leverde hem bakken kritiek op.
De strategie van GBL werd herhaaldelijk in vraag gesteld en veroordeeld. Maar op dat vlak maakte hij een brede rug en laat hij de kritiek voor wat die is. Maar hij bleef wel zijn strategie verdedigen. Op de vraag wie hij het liefste wilde zijn, antwoordde de Waalse financier eenvoudigweg ‘Albert Frère’.
0 件のコメント:
コメントを投稿