Nu gemiddeld weer 100 coronagevallen per dag worden vastgesteld, is detectie van virushaarden cruciaal om een nieuwe uitslaande brand te vermijden. Maar de brandweer rijdt nog altijd te blind door de straten, klinkt de kritiek steeds luider.
'Als het niet snel verandert, stop ik met adviseren. Want wat voor zin heeft het nog? Je kunt tien keer vragen om aanpassingen te doen. Maar als het dan nog niet gebeurt, houdt het op. Luister alsjeblief eens naar de ervaren mensen die er verstand van hebben.' Arts en epidemioloog Wouter Arrazola de Oñate is de volgende die zich aansluit bij het leger wetenschappers en politici die vinden dat de opsporing van coronagevallen in Vlaanderen tekortschiet. Arrazola is niet de minste. Hij is een ervaren rot in het opsporingsonderzoek naar besmettelijke ziekten. Dat is ook de reden waarom hij optreedt als adviseur van de exitgroep GEES die de overheid bijstaat in de versoepeling van de coronamaatregelen.
Lek als een mandje
Arrazola dreigt nu met opstappen. Reden: de contactopsporing - opbellen wie besmet is geraakt en in kaart brengen met wie de coronagevallen tijdens hun besmettelijke periode allemaal in nauw contact hebben gestaan - is zo lek als een mandje. De Antwerpse professor Pierre Van Damme haalde er in het VRT-programma Terzake de cijfers bij. '60 procent van de index-gevallen (patiënt nul die besmet blijkt) wordt gecontacteerd, de andere 40 procent ongemoeid gelaten. Van die zes op tien positieve gevallen geeft ongeveer de helft zijn contacten door. In het beste geval is een derde van de pandemie dus in kaart.'
Sinds een week zit de verspreiding van het virus weer in stijgende lijn. Het reproductiegetal - hoeveel nieuwe mensen steekt één positief geval aan - is opnieuw gestegen tot boven 1. Het betekent dat er genoeg brandversneller is om het virus opnieuw te doen ontploffen. Dat was de reden om woensdag de geplande opening van de expo-, event- en entertainmentsector on hold te zetten.
Eigen initiatieven
Gemiddeld zijn er weer honderd besmettingen per dag. Dat is geen reden voor paniek, wel voor grotere waakzaamheid. Huisartsenvereniging Domus Medica laat weten dat lokale huisartsenkringen merken dat er duidelijk meer positieve gevallen zijn dan een week of twee geleden.
Zorgenkind is de stad Antwerpen, met 96 besmettingen in de afgelopen week. Zowel burgemeester Bart De Wever (N-VA) als provinciegouverneur Cathy Berx (CD&V) morren over de aanpak. 'Als lokale overheid krijgen we alleen cijfers op stedelijk niveau, zodat we niet gericht kunnen optreden. Dat is onbegrijpelijk. We zouden graag horen van de hogere overheid waaraan de huidige stijging te wijten is, waar die zich situeert en over welke doelgroep het gaat.' Berx zegt dat ze al sinds maart data op wijkniveau vraagt, maar niet krijgt. Sciensano heeft die data, maar deelt ze niet. Het Agentschap Zorg, zeg maar het Vlaams ministerie, zou de data achter de schermen sinds kort delen met lokale spelers.
In België duren telefoontjes naar coronagevallen soms maar een kwartier. In Nederland gaat dat van één tot vier uur.
Berx hield donderdag overleg met de Vlaamse overheid, Pierre Van Damme en Erika Vlieghe, de voorzitter van de exitgroep GEES (zie inzet). Vlieghe toont zich ook kritisch voor hoe de contactopsporing gebeurt. 'We moeten op korte termijn veel meer info hebben. Het gaat niet alleen over contacten, maar ook over activiteiten van mensen, jobs, vakantie, privéleven. Daarna moet er genoeg ervaren mankracht zijn om losse eindjes aan elkaar te knopen en daar detectivewerk op te zetten.'
Wouter Arrazola, zelf Antwerpenaar, stelt dat Antwerpen het systeem begint aan te vullen door eigen initiatieven op poten te zetten. 'Met het Vlaamse Agentschap Zorg en Gezondheid, de stad, de huisartsen, het Tropisch Instituut en de Antwerpse experts proberen we alles in kaart te brengen. Niet ideaal, maar het werkt wel beter en sneller.'
De contactopsporing is een regionale bevoegdheid. Aanvankelijk was er getouwtrek tussen de federale overheid en haar digitale chef Frank Robben enerzijds en Vlaanderen anderzijds. Daarbij zou Vlaams minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) pas laat voor het eerst zijn voet hebben gezet. 'Robben bleek de enige met de kennis om een database op poten te zetten. Vlaanderen noch Wallonië hebben de IT-expertise om dat te doen. En Sciensano had de statistieken, waar Vlaanderen op moest voortbouwen. Maar dat politieke pingpong moet stoppen. Als federaal kan helpen, fine, maar Vlaanderen moet het wel doen. Punt', klinkt het federaal.
Wat is het probleem? Een belangrijk struikelblok blijkt privacy, waardoor de telefonisten in de callcenters naar verluidt veel te weinig kunnen en mogen doorvragen. Arrazola wijst naar Frank Robben (de IT-tsaar van de overheid die de coronadatabank optuigde, red.), de consultants en ook wel wat naar Sciensano, dat eigenlijk weinig echte veldervaring heeft met contactopsporing. 'De datamensen schermen almaar met de privacyregels. Terwijl je alles mag vragen wat nodig is om de volksgezondheid te beschermen, zoals de regionale wetgeving op infectieziekten bepaalt. Zo mochten we in het begin zogezegd niet eens vragen waar iemand werkt. Dat dat niet zou mogen, is kletskoek. 'Ze hebben zich daar in de kop gestoken dat ze niets mogen. Maar in Duitsland, Frankrijk en Nederland graven ze zo diep mogelijk, hoor. Dat kan hier ook', is te horen bij een waarnemer.
Arrazola: 'Er wordt te weinig geluisterd naar de mensen met echte kennis over en ervaring in contactonderzoek en te veel macht gegeven aan de techneuten. Wij zouden vanuit onze ervaring moeten aangeven wat technisch nodig is (het coronavirus heeft als grootste verschil met andere infectieziekten dat op veel grotere schaal gespeurd moet worden, red.), waarna database en technologie worden aangepast. Nu is de situatie eerder omgekeerd.'
Er wordt te weinig geluisterd naar de mensen met ervaring in contactonderzoek en te veel macht gegeven aan de techneuten.
Finaal is contactonderzoek in Vlaanderen nog veel te weinig brononderzoek. Anders gezegd: wie besmet is, wordt opgebeld en er wordt naar zijn contacten gevraagd. Maar er wordt veel te weinig telefonisch doorgevraagd en op het terrein gezocht om de bron te vinden - de spin in het web die het virus verder verspreidde. Dat is nochtans cruciaal nu al lang duidelijk is hoe het virus zich manifesteert. Het verspreidt zich via events van superverspreiding - mini-explosies op besloten plaatsen zoals familiefeestjes, sportclubs, drukke werkplekken en bijeenkomsten of terrassen waar de anderhalve meter niet gerespecteerd wordt. Het risico is dat al die kleine brandjes de weg naar elkaar vinden om opnieuw de hele samenleving in vuur en vlam te zetten.
Vier uur bellen
In België duren telefoontjes naar coronagevallen soms maar een kwartier. In Nederland gaat dat van één tot vier uur en worden ook alle contacten gebeld die met de originele besmette persoon in dicht contact zijn geweest. Bij een telefoon wordt gevraagd naar het moment waarop de eerste symptomen zich manifesteerden, om vervolgens het leven van de persoon in de twee tot drie dagen ervoor - de meest besmettelijke periode - zo volledig mogelijk te reconstrueren, van werk tot privé.
'Het probleem is dat bij ons één dossier - één besmet geval en al zijn contacten - niet bij één en dezelfde speurder zit', zegt Wouter Arrazola. 'Met één dossiermanager wordt iedereen snel gebeld. Nu gaat kostbare tijd verloren omdat er vertraging op de databank zit. Zo kom je tot situaties waarbij één familie door vijf verschillende telefonisten wordt gebeld. Het is ook onmogelijk via codes personen aan één enkele indexpersoon te linken, wat cruciaal is voor het in kaart brengen van clusters. Dat is zo basic dat elke student epidemiologie ervoor gebuisd wordt. Maar hier gebeurt het niet.'
Het probleem is dat bij ons één dossier - één besmet geval en al zijn contacten - niet bij één en dezelfde speurder zit. Zo gaat kostbare tijd verloren.
'Er wordt ook gewerkt met scripts in fysieke callcenters', zegt Arrazola. 'Terwijl het net de bedoeling was onderzoekers lokaal te laten werken, zodat ze de buurt zouden kennen en snel linken konden leggen, ook in nauw contact en samenwerking met de lokale huisartsen. Een band proberen opt te bouwen via een scherm met een te volgen script, werkt niet. Het komt vreemd over als je mensen hun vertrouwen moet winnen. Laat het gesprek los verlopen en de contactonderzoekers alles opschrijven, om ze het pas nadien, na het gesprek, in de computer te laten ingeven. Dat kon je heel goed zien in de Terzake-reportage over hoe het in Nederland verloopt. Pen en papier worden onderschat, al horen IT'ers dat niet graag. In de allereerste werknota was duidelijk gestipuleerd dat een eerste gesprek een uur duurt, met daarna een kwartier voor de data-invoer. '
'Voor de duidelijkheid: brononderzoek gebeurt wel degelijk, los van het contactonderzoek', zegt Joris Moonens van het Agentschap Zorg en Gezondheid. 'We doen geen brononderzoek bij alle 100 mensen die nu elke dag besmet raken. Maar we sturen lokale inspecteurs op pad als de alarmbellen afgaan.' Er bestaat een systeem waarbij een lichtje gaat branden als het gemiddelde aantal besmettingen zeven dagen op rij boven 20 per 100.000 inwoners ligt. De stad Antwerpen en deelgemeenten als Schoten en Edegem flirten met die drempel. 'Gezondheidsinspecteurs gaan dan op onderzoek, zoals donderdag ook afgesproken is op het overleg met de Antwerpse gouverneur om van dichtbij te monitoren.'
Beterschap wordt intussen beloofd. Een extra blokje voor de contactopsporingspuzzel, de corona-app, word aangekondigd voor september. IT-tsaar Frank Robben zegt dat er ook tegen eind augustus een grondige make-over komt van de database. Die zal alle info van de 10.000 huisartsen, 80 labs, 120 ziekenhuizen en Sciensano in realtime updaten. De huidige databank - begin mei op twee en een halve week in elkaar gestoken - wordt eigenlijk maar één keer per dag bijgevuld. Daardoor werken de contactspeurders soms op basis van info van dagen geleden. Het komt Robben op kritiek te staan dat het allemaal te lang duurt en nu al 'up & running' zou moeten zijn. 'Dat is pas na de grote vakantie. Ik maak me grote zorgen', zegt Niel Hens, de chef-virusvoorspeller van de overheid en net als Erika Vlieghe en Marc Van Ranst lid van de GEES. Alle kritische geluiden over de contactopsporing - ook Van Ranst heeft bedenkingen - lijken samen stilaan op een fluitconcert.
'Men vraagt, ik draai', verdedigt Frank Robben zich. 'Bij de opstart in mei moest het allemaal snel gaan, maar ik heb toen al gezegd dat het niet de juiste IT-aanpak was en we voor een online realtimesysteem hadden moeten gaan. Dat gooi je niet op een-twee-drie om.'
0 件のコメント:
コメントを投稿