2019年1月17日木曜日

Loonopslag beperkt door hervorming regering-Michel - De Tijd

Door een verstrenging van de loonkostenwet kunnen de lonen maximaal met 0,8 procent en niet met 1,8 procent stijgen, blijkt uit het rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB).

Dit en volgend jaar zullen de lonen in ons land maximaal met 0,8 procent kunnen stijgen boven op de index, meldde De Tijd woensdag op basis van het rapport van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB). Op basis van dat verslag zijn de vakbonden en de werkgeversorganisaties donderdag het loonoverleg begonnen.

Een van de belangrijkste redenen voor die beperkte marge voor hogere lonen is onze loonkostenhandicap tegenover de buurlanden, blijkt uit het rapport dat donderdag op de website van de CRB is verschenen.

Loonkostenhandicap van 0,9 procent

Sinds het referentiejaar 1996 zijn onze lonen 0,9 procent sneller gestegen dan die in Nederland, Frankrijk en Duitsland. Daarmee is onze loonkostenhandicap een pak kleiner dan aan het begin van het decennium, toen die rond 5 procent lag.

0,8 procent
Loonsverhoging
De lonen in ons land mogen in 2019-2020 met maximaal 0,8 procent boven op de index stijgen.

Door een hervorming van de Wet van 1996 door de regering-Michel heeft de grootte van de loonkostenhandicap een impact op de opslag van werknemers. Vroeger werd enkel naar de verwachte loonstijging bij de buren gekeken. Daar werd de inflatie van afgetrokken en zo werd de marge voor hogere lonen bepaald.

De verwachte loonstijgingen in de buurlanden werd evenwel steeds overschat, waardoor onze lonen sneller stegen dan bij de buren en onze bedrijven met een concurrentienadeel werden opgezadeld. Daarom bepaalde de federale regering in 2016 dat de sinds 1996 opgebouwde loonkostenhandicap van de marge moet worden afgetrokken.

Volgens de CRB zullen de lonen in de buurlanden de komende twee jaar met 5,6 procent stijgen. Van dat cijfer worden de automatische loonindexeringen afgetrokken. Voor 2019 en 2020 wordt een indexering van 3,8 procent verwacht. Zo blijft er een marge over van 1,8 procent.

Zonder hervorming 1,8 procent marge

Zonder de hervorming van de regering-Michel was de maximale loonmarge voor de komende twee jaar 1,8 procent geweest. Nu moet daar de loonkostenhandicap van 0,9 procent van worden afgetrokken. Zo blijft een marge van 0,9 procent over.

Van die marge wordt nog eens een bijkomende veiligheidsmarge van 0,1 procentpunt afgetrokken. Daardoor gaan de lonen in 2019 en 2020 met maximaal 0,8 procent omhoog. Dat de loonstijging zo beperkt blijft, is goed nieuws voor de bedrijven die zo concurrentiëler blijven. De vakbonden zien er een aanslag op de koopkracht van de werknemers in.

Op basis van het CRB-rapport moeten de sociale partners in de Groep van Tien nu uitmaken welke de definitieve maximale loonstijging voor 2019 en 2020 is. In het verleden werd daarbij meer dan eens afgeweken van het cijfer dat in het rapport naar voren werd geschoven.

Maximale loonstijging

Het cijfer waar de sociale partners uiteindelijk op landen, is de maximaal toegelaten algemene loonstijging boven op de index. In de sectoren moeten de sociale partners vervolgens het sectorale minimum vastleggen.

Het is ten slotte aan het sociaal overleg in de bedrijven om een algemene loonstijging vast te leggen die tussen het nationale maximum en het sectorale minimum zit. Elke werknemer in dat bedrijf ziet zijn loon dan met dat percentage stijgen boven op de indexaanpassingen.

Geen akkoord over historische loonkostenhandicap

Aan de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB) werd gevraagd om voor eens en voor altijd de discussie te beslechten over de historische loonkostenhandicap. Dat is het verschil in uurloon tussen België en de buurlanden.

Als er in ons land naar de loonkostenhandicap wordt verwezen, gaat het meestal over het sinds 1996 opgebouwde verschil met Nederland, Frankrijk en Duitsland. Dat is bijna weer tot nul gereduceerd. Maar doordat de loonkosten in 1996 al hoger lagen in ons land, is er nog een historisch verschil.

De CRB heeft de discussie evenwel niet kunnen beslechten. De Raad schuift drie scenario's naar voren: een waarin enkel naar het cijfermatige verschil wordt gekeken, een waarbij rekening wordt gehouden met de productiviteit en een waarbij de loonsubsidies van de overheid worden meegeteld.

In het scenario van het cijfermatige verschil - het werkgeversstandpunt - is een uur arbeid in ons land tot 12,6 procent duurder dan in de buurlanden. In het scenario met de loonsubsidies - het vakbondsstandpunt - is er geen sprake van een historische loonkostenhandicap.

Let's block ads! (Why?)

Read Again https://www.tijd.be/politiek-economie/belgie/federaal/loonopslag-beperkt-door-hervorming-regering-michel/10088076.html

0 件のコメント:

コメントを投稿