De Raad van State vindt het niet kunnen dat bedrijven retroactief een opzegtermijn moeten betalen aan tijdelijke werklozen die werden ontslagen.
Door de coronacrisis hebben heel wat bedrijven personeel op tijdelijke werkloosheid gezet. Omdat de crisis er diep inhakt, kiezen sommige ondernemingen er ook voor werknemers in tijdelijke werkloosheid te ontslaan. Voor bedrijven is dat interessant, want zolang de betrokken werknemers op tijdelijke werkloosheid staan, hebben ze geen recht op een opzegvergoeding.
De vakbonden en meerdere politieke partijen vreesden dat de tijdelijke werkloosheid daardoor een ontslagmachine zou worden. Onder meer de schoenenwinkelketen Torfs ging tot zo'n ontslag over, al benadrukte ze dat die beslissing niets te maken had met de mogelijkheid opzegkosten te besparen.
Wetsvoorstel sp.a
In het wetsvoorstel is opgenomen dat de nieuwe regeling retroactief geldt vanaf 1 maart. Voor de N-VA en Open VLD is dat onaanvaardbaar, omdat bedrijven die in hun ogen niets anders deden dat de regels volgen daar met terugwerkende kracht voor worden bestraft. Daarom vroegen ze voor de stemming in de plenaire vergadering van de Kamer advies aan de Raad van State over het wetsvoorstel.
Geen doelstelling
Die juridische waakhond oordeelt nu dat die retroactiviteit niet aanvaardbaar is. 'De terugwerkende kracht kan enkel worden verantwoord als ze onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang', zegt de Raad. Die doelstelling is er niet, stelt de instelling, en daarom 'dient dan ook te worden afgezien van elke retroactiviteit van de voorgestelde regeling'.
Dat betekent dat wie door de coronacrisis tijdelijk werkloos is en wordt ontslagen na de goedkeuring en publicatie van het wetsvoorstel zijn volledige opzeg behoudt. Voor werknemers die al ontslagen werden, is dat niet het geval. De periode dat ze tijdelijk werkloos zijn, wordt afgetrokken van hun totale opzegtermijn.
0 件のコメント:
コメントを投稿