De resultaten van de eerste Vlaamse Toetsen tonen dat leerlingen uit het 4e leerjaar en het 2e jaar secundair vooral problemen hebben met wiskundige problemen oplossen. Ook het aantal toppresteerders in beide jaren ligt laag, dat wil zeggen dat er maar weinig jongeren het hoogste vaardigheidsniveau behalen. Voor Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) bewijzen de resultaten "dat we moeten focussen op de essentie: Nederlands, wiskunde, kennisverwerving".
Met de centrale toetsen wil de Vlaamse regering de onderwijskwaliteit meten en uiteindelijk ook verbeteren. Onder het motto 'meten is weten' hebben heel wat Vlaamse scholen centrale toetsen georganiseerd enkele maanden geleden.
Tegen 2027 zullen alle Vlaamse leerlingen de centrale toetsen op vier momenten moeten afleggen. De eerste aan de beurt waren 69.500 leerlingen van het 4e leerjaar en 63.000 leerlingen van het 2e middelbaar.
De toetsen moeten scholen een inzicht geven over de evolutie van de onderwijskwaliteit. Vorige week kregen alle scholen de individuele resultaten en nu zijn ook de grote tendensen duidelijk.
Wiskundige problemen oplossen
In het 4e leerjaar is het goed gesteld met het algemene niveau van wiskunde, zo tonen de thematoetsen wiskunde. Daar haalde een aanzienlijk deel van de leerlingen een vaardigheidsniveau A, B of C voor bewerkingen, getalbegrip, meetkunde en metend rekenen.
In het secundair geven de thematoetsen wiskunde een minder positief beeld. Leerlingen uit de A-stroom halen wel bijna allemaal de minimumdoelen basisgeletterdheid. Maar de doelen voor de A-stroom - die een stukje hoger liggen - halen heel wat minder leerlingen. Bij leerlingen van de B-stroom halen zelfs veel leerlingen de minimumdoelen basisgeletterdheid niet.
Als er specifiek gekeken wordt naar hoe goed leerlingen wiskundige problemen kunnen oplossen, liggen de cijfers nog een pak lager. In het 4e leerjaar van het lager onderwijs scoort slechts 1 op de 10 in de 2 hoogste vaardigheidsniveaus voor wiskundige problemen oplossen.
In het 2e jaar van het secundair haalt in de A-stroom 13 procent van de minimumdoelen voor de A-stroom op het vlak van wiskundige problemen oplossen, in de B-stroom gaat het om een op de vijf (21 procent).
Leesbegrip werkpunt in het lager onderwijs
De thematoetsen Nederlands geven aan dat leerlingen in het lager meer moeite hebben met informatie uit teksten begrijpen, afleiden en evalueren. In het lager onderwijs haalde maar 16 procent de 2 hoogste vaardigheidsniveaus.
Leesbegrip is iets wat wel beter lukt in het 2e middelbaar, toch als het gaat over de basisgeletterdheid. 94 procent van de leerlingen uit de A-stroom haalt daar de minimumdoelstellingen en ook 74 procent van de leerlingen uit de B-stroom halen dat minimum.
Als het gaat over de minimumdoelen die elke stroom moet halen bij leesbegrip, tonen de cijfers een minder rooskleurig beeld. Daar haalt 67 procent van de A-stroom zijn doelen, terwijl maar iets meer dan de helft de doelen haalt in de B-stroom.
Weinig toppresteerders
Wanneer leerlingen het vaardigheidsniveau A halen, kan er gesproken worden van toppresteerders. Dat aantal ligt in zowel het lager als in het middelbaar zeer laag.
In het 4e leerjaar zijn de toppresteerders voor zowel de toetsen wiskunde als Nederlands beperkt tot 1 procent. In het tweede jaar van het secundair gaat het, met uitzondering van leesbegrip, om maximaal 3 procent zowel in de A- als in de B-stroom.
Aan de slag
Minister Weyts is tevreden dat scholen aan de slag kunnen met de resultaten. "Deze resultaten bevestigen de waarheid die we de laatste jaren eindelijk zijn gaan benoemen. Dankzij de nulmeting moeten we niet langer blindvaren."
Scholen krijgen in september een uitgebreid feedbackdocument dat ze kunnen gebruiken om zich te vergelijken met andere scholen. Onderzoekers zullen ook handvaten aanbieden om de knelpunten aan te pakken.
Voor Weyts bewijzen de resultaten vooral "dat we in de komende jaren koers moeten houden en moeten focussen op de essentie: Nederlands, wiskunde, kennisverwerving".
0 件のコメント:
コメントを投稿